27 november 2011

Verdwenen: de Katersteeg in Amsterdam


Achter de huizen aan de Herengracht in Amsterdam doemt dreigend een kerkgebouw op, dat bijna in de achtertuinen lijkt te staan. Dat lijkt niet alleen zo, het is echt zo. Het is de RK-kerk de Krijtberg, die daar in 1881 is gebouwd, midden tussen de bebouwing. Het kerkbestuur slaagde er in om een aantal huizen en huisjes op te kopen en van de gemeente Amsterdam werd een steegje tussen Singel en Herengracht gekocht.
Altijd fascinerend, zo'n steegje dat niet meer bestaat, hoewel de eerste 20 meter er nog steeds zijn. Speurend op oude kaarten komt niet echt een naam van de steeg in beeld. Op de eerste kadasterkaart uit 1832 staat de steeg wel, maar heeft hij geen naam:


Op de buurtkaart uit 1850 staat wel een naam, namelijk de Spelonksteeg, maar dat blijkt niet de goede naam te zijn. Het doorgangetje draagt namelijk de naam Katersteeg, en dat was al zo in de 17e eeuw.
De verkoop van de steeg vond plaats in 1879, in de raadsvergadering van 30 januari werd de knoop doorgehakt. Dat ging echter niet zonder slag of stoot, want de Raad diende zich te buigen over een bezwaarschrift van een aanwonende. De klager kreeg echter geen voet aan grond, er werd geoordeeld dat "de heer Kruimel zijn bezwaren pas ter elfder ure geldende heeft gemaakt" en "de heer Kruimel is de eenige die post acta met bezwaren aankomt". Na nog veel heen en weer gepraat werd de verkoop van de steeg in stemming genomen en met 14 tegen 11 stemmen goedgekeurd.
Was het nu gedaan? Nee hoor, volgende punt van discussie was de prijs die voor de grond van de steeg betaald moest worden. De voorgestelde prijs van 12,75 gulden per [vierkante] meter werd te laag geacht. Raadslid Schmitz wijst er op, dat de Vlasbloemsteeg recent was verkocht voor 25 gulden per el [oude benaming voor meter].
De burgemeester vraagt nadrukkelijk of de Raad dat wil, maar daar werd op gereageerd dat er een stemming moest komen. De oude prijs sneuvelde, waardoor de steeg "twee keer zo duur werd verkocht". Wethouder Tromp, belast met Publieke Werken, hield de Raad voor dat "door dezen verkoop een leelijke en vuile steeg zal vervallen en dat is in het belang der Gemeente. Er zijn momenteel nog een 654-tal van die stegen en gangen. Het is wenschelijk dat die verdwijnen."
Maar Kruimel, notaris van beroep, liet het er niet bij zitten en bestookte de gemeente met de ene klacht na de andere. De verkoop kwam in de maanden na het eerste besluit nog een aantal keren in de raadsagenda terug. Via een kunstgreep (het onttrekken van een deel van de steeg aan de publieke ruimte) werd de koop dan toch eindelijk gesloten. De huizen en huisjes die aan de steeg stonden moesten ook nog weg, zij werden 'ter amotie' (afbraak) publiekelijk verkocht.


Er bleef daarna dus een klein stukje van de steeg over, afgesloten door een poort. Dat ziet er tegenwoordig zo uit:


Het poortje is gezien de stijl gemaakt in opdracht van het kerkbestuur en het zal zo rond 1881 - het bouwjaar van de kerk - zijn opgericht. Uit een verrassende hoek blijkt, dat deze veronderstelling inderdaad klopt. De bewoner van Herengracht 423 vond bij het schoonmaken van de gang onder een stapel rommel een houten plankje met opschrift. Een geweldige vondst, want nu is meteen voor 100% bekend wanneer de poort is gebouwd en door wie.


Kijk, dit zijn nu eens leuke dingen. Het volgende op mijn lijstje is het maken van een 3D-model van de steeg zoals deze er uit zag voordat de kerk werd gebouwd. Op basis van de kadasterkaart moet dat wel mogelijk zijn. Misschien niet helemaal exact, maar dan toch een goede benadering.

26 november 2011

Hoe ging dat vroeger? - 2 -

De politiek is er beslist nog niet uit. Ze willen één landelijke politiedienst creëren maar daar zitten heel veel haken en ogen aan.


Nationale Politie, zo gaat het heten. In maart volgend jaar komt er een beslissing en dat is dan precies 69 jaar na een vorige exercitie van dat type. Het ging toen om de Staatspolitie, een instelling die was bedacht door de bezetter om de politie van het hele land onder één noemer te brengen.
Op 1 maart 1943 was het zover. Iedere politieman werd ontslagen bij het korps waar hij werkzaam was, en meteen ingelijfd bij de op Duitse leest geschoeide organisatie. Ook het oude uniform moest worden ingeleverd, om het te vervangen door wat in Amsterdam wel "het apepakkie" werd genoemd. Een uniform van niet al te best materiaal (het was tenslotte oorlog) dat heel veel leek op de Duitse uniformen.
Het feitelijke gevolg was, dat het politie-apparaat een direct verlengstuk werd van de Duitsers. Hier gold zeker het principe "Befehl ist Befehl", de opdrachten van het bezettingsleger dienden nauwgezet en direct te worden uitgevoerd. De Amsterdamse hoofdcommissaris stuurde daarover het volgende bericht rond:


Waaruit valt af te leiden dat tegenstribbelen geen zin heeft en dat alle oude regels per direct overboord waren gezet. Ook de rangen binnen de politie werden compleet vernieuwd. De aloude a.p. ofwel agent van politie diende voortaan te worden aangesproken als wmr. ofwel wachtmeester. Het rangensysteem van het Duitse leger diende duidelijk als basis voor de nieuwe titulatuur.
Het hele nieuwe politiesysteem heeft het iets meer dan twee jaar volgehouden, na de bevrijding werd er snel gewerkt om de oude situatie weer te herstellen. Om iedereen te laten weten hoe de vork ook alweer in de steel zat, werd een overzicht gemaakt van de rangen en de rangen waarvoor ze in de plaats zijn gekomen:

19 november 2011

Taalhulpje van Google bij oude akte

In het Stadsarchief Amsterdam vond ik een tekst in een vreemde taal. Niet direct duidelijk was, om welke taal het ging. Het leek op Spaans, maar dat was het toch niet helemaal.


Natuurlijk een gelegenheid bij uitstek om de informatiebalie mee te bestoken. Dat bestoken lukte natuurlijk wel, alleen een antwoord leverde het niet op. Ik ging naar huis met de mededeling dat ik zou proberen om er via internet achter te komen.
De eerste gedachte was, om de tekst in te typen en dan via Google te kijken of er soms ergens een vermelding was. Na enig denken leek dat toch wat te omslachtig, dus kwam idee 2 om de hoek kijken. Typ de tekst in de vertaalmodule van Google en kies steeds een andere brontaal. Al na een paar woorden bleek dat niet nodig te zijn, Google Translate kwam zelf met een waardevolle taalsuggestie:


En toen viel het kwartje ook. De tekst (de standaard huwelijksformule) stond er in het Portugees vanwege de vele Portugese Joden die naar de hoofdstad waren gevlucht. Zij waren meestal niet in staat om de ingewikkelde Nederlandse tekst op te lezen. Die Nederlandse versie, ook aanwezig op de eerste bladzijde van het Trouwboek van het Stadhuis 1723-1732, toegangsnummer 5001, inventarisnummer 954, zag er zo uit:

14 november 2011

Verrassende getalsnamen


Toen ik de bankbiljetten eens bekeek die ik nog overhad na een tripje naar Denemarken (eindelijk weer eens naar een land waar ze geen euro’s hebben) was ik toch een beetje in verwarring. Het briefje van 50 Kronen droeg de tekst “Halvtreds Kroner”. Zou treds soms een woord zijn dat honderd betekent, zodat de helft daarvan op 50 uitkomt?
Maar nee, dat bleek het niet te zijn. Even doorspitten en het blijkt dat het Deense getalsysteem deels berust op een basis van 20. Ik had dat al eerder gemerkt bij de Sont Tolregisters, waar de maat ‘skok’ (spreek uit sjok) veel voorkomt. Een skok is 60 stuks van iets, en dat kunnen 5 dozijnen zijn, of 3 twintigtallen. In Denemarken wordt een skok gezien als 3 x 20, in Duitsland beschouwen ze een Schock als 5 x 12.

Goed, twintig als basis, maar hoe zit dat dan? En hoe komen ze aan dat Halvtreds? De ‘tred’ blijkt te staan voor 3, en halvtreds kan worden herleid naar een constructie als ‘half drie’. Wat in feite twee-en-een-half-uur betekent. In het oud-Nederlands zien we dit ook wel in de vorm van ‘derdehalf’, bijvoorbeeld een stuk land ter grootte van derdehalf morgen. Omgezet naar iets begrijpelijker maten is dat dus 2,5 morgen.
We kennen de constructie nog in ‘anderhalf’. Ander is hier het oude woord voor 2. Wat uitvoeriger verklaard krijg je voor anderhalf: een hoeveelheid waarvan de eerste heel, en de tweede half is. Denk ook aan ‘eenmaal, andermaal… verkocht’. Andermaal is niets meer of minder dan de tweede maal.
Vanaf het getal 50 volgt het Deens een mooi regelmatig patroon voor het beschrijven van de tientallen:

50 halvtreds 2,5 x 20
60 tres 3 x 20
70 halvfjerds 3,5 x 20
80 firs 4 x 20
90 halvfems 4,5 x 20
100 hundrede

In het Frans komt de 20 ook voor, en wel in de telwoorden 80 en 90:

80 quatre-vingt 4 x 20
90 quatre-vingt dix 4 x 20 +10

Een beroemd voorbeeld uit de VS is het zogeheten Gettysburgh Address, de redevoering van president Abraham Lincoln uit 1863, waarin hij het heeft over de onafhankelijkheid van 1776. Dat was toen 87 jaar geleden en Lincoln omschreef dat als 4 x 20 + 7 (zie de foto).


12 november 2011

Hoe ging dat vroeger? - 1 -

Af en toe lees ik iets in een krant, dat er op wijst dat ze het wiel opnieuw willen uitvinden. De scheepvaart, bijvoorbeeld, die last heeft van piraten. De reders willen schip en bemanning daar graag tegehn beschermen en stellen voor om dan maar gewapende bewakers mee te sturen. Wat door de politie resoluut aan de kant wordt gezet:


Geen gewapend escorte, want dat mag niet volgens de wet. En je zou zo'n piraat misschien wel kunnen neerschieten of zo.
Okee, dan maar geen bewakers met geweer aan boord, met het risico dat schip en lading worden gekaapt en pas na het betalen van veel losgeld weer worden vrijgegeven.
Mijn voorvader Dirk Simonsz voer in het midden van de 18e eeuw naar Suriname. Had hij soms een gewapende bewaker aan boord? Nee hoor, maar wel 24 stuks geschut met munitie (ijzeren kogels van 2 tot 10 pond) en een bijbehorende tot de tanden toe bewapende bemanning. En Dirk was beslist niet de enige die zich op deze manier tegen piraterij beschermde. Zie bijvoorbeeld de Middelburgsche Courant van 20 december 1759, daar lezen we:

06 november 2011

De balken van pakhuis de Wildeboer

Het interieur van pakhuis de Wildeboer, dat inmiddels tot woonhuis is verbouwd, wordt gedomineerd door grenen balken. Het houtwerk is fors van afmetingen, de balken hebben een maat van circa 25 bij 25 centimeter. Ik schrijf circa om twee redenen, in de eerste plaats zijn de balken ruim 280 jaar oud wat wil zeggen dat ze 10 bij 10 duim meten. In de tweede plaats heeft het hout in al die jaren wat te lijden gehad, de balken zijn op sommige plaatsen niet dikker dan zo'n 24 centimeter. De dwarsbalken hebben een lengte van 8,40 meter (30 Amsterdamse voet) en ze liggen op staanders met een lengte van zo'n 2,30 meter. Op de aanhechtingspunten zijn schuine steunbalken aangebracht, via een mooie houtconstructie. Zie de foto. De schuine stukken zijn keurig ingelaten in de staander, en het geheel wordt met stevige houten pennen bij elkaar gehouden. Ik zal ongetwijfeld wat technische termen niet goed hebben, maar het idee is duidelijk.
Maar dan komt de vraag op, waar die balken vandaan zijn gekomen. Nederland had niet echt veel dennebomen die groot genoeg waren om dit type balk uit te halen. Ik denk dat ik het antwoord heb gevonden uit de documenten van de Oostzeehandel. Veel schippers uit Nederland voeren naar de Oostzee, om daar hout te kopen. Als voorbeeld heb ik een inschrijving uit 1728 opgezocht:


Het betreft hier een schipper uit Hindeloopen, die vanuit de Oostzeehaven Narva terugkomt met een lading bestaande uit:
1041 Bielker (= balken)
1300 Sparrer (= boomstammen) en
190 Deehler (= planken)
Het is dus denkbaar dat de balken en planken voor het pakhuis uit Rusland komen, de regio die nu Estland wordt genoemd. Op een kaartje uit de atlas van koning Fredrik den Femten (die wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Kopenhagen) is te zien dat de omgeving van Narva zeer veel bos bevatte.


De opmerking "het is denkbaar" wil niet zeggen dat de bouwmaterialen inderdaad zo uit Narva zijn gehaald. De tolrechten voor balken zijn uitermate hoog. Kapitein Katt moest voor zijn 1041 gezaagde balken een tol van 32 rigsdaler en 25 schillinge betalen. De tol voor de 1300 boomstammen was maar 21 schillinge. Dat prijsverschil, in combinatie met de ruim 250 houtzaagmolens in de Zaanstreek, kan maar tot één conclusie voeren: de stammen kwamen uit Narva, de balken en planken werden er ter plekke van gezaagd. Dat ging simpel, de boomstammen werden in Amsterdam in het water gelegd en per boot over het Y en de Zaan naar Zaandam gesleept.


Op deze foto, gemaakt bij houtzaagmolen Het Jonge Schaap op de Zaansche Schans, ligt een rijtje stammen te wachten om gezaagd te worden.


Na afloop is de stam opgedeeld in een reeks mooie dikke planken. Het gezaagde hout wordt, zoals hierboven te zien is, te drogen gelegd in een droogschuur.

04 november 2011

De militieregisters staan (deels) online

Gisteravond, 3 november 2011, is de eerste pluk militieregisters online gekomen. Het is een resultaat van het project VeleHanden.nl, waarbij vrijwilligers een transcriptie maken van de registers. Daardoor zijn ze doorzoekbaar geworden en dat is best prettig. In plaats van onhandige boeken te moeten doorbladeren (ze hebben het formaat van een dagblad, maar dan zo'n 5 centimeter dik en behoorlijk zwaar) kun je nu gewoon vanuit de bureaustoel je onderzoek doen.


Dat is prettig, want het opsporen en doorbladeren van de boeken vergt behoorlijk wat werk en ook tijd als je de uurtjes reistijd ook meeneemt. Ik ben eens gaan neuzen op de nieuwe site, kijken wat ik tegen kon komen. Ik was verrast door het resultaat dat ik in korte tijd kon bereiken. Zo vond ik de inschrijving van mijn oom Jan Hettema uit Amsterdam van wie ik een foto in uniform heb, gedateerd 1935. Hij was toen 22 jaar. Een eerdere poging om zijn naam in het register te Haarlem (het proviciaal archief) te vinden liep op niets uit, de betreffende jaargangen waren niet aanwezig. Maar de boeken van Amsterdam blijken er dus nog wel te zijn, en wel in de hoofdstad zelf, zo zag ik op de website. Dat is dus vondst 1.


Ik had al eens gespeurd om te kijken of het soort uniform dat hij gedragen heeft een indicatie vormde voor het legeronderdeel, maar daar kwam ik niet echt uit. Aan de strepen onderaan de mouw te oordelen had hij wel een rang, maar welke dat ontsnapte aan mijn waarneming. Ook het legeronderdeel was niet echt duidelijk. Ik dacht aan cavalerie, gezien de laarzen en de rijbroek met leren binnenstuk.
De militieregisters gaven de oplossing van het raadsel. Oom Jan was ingedeeld bij de bereden artillerie, met als eindrang wachtmeester. Zoals te zien is in het laatste vakje van zijn inschrijving in het register:


Nu ik weet in welk regiment hij diende, kan ik verder gaan zoeken.
De militieregisters gaven nog meer leuke details prijs, zo kwam ik er achter dat een van de voorvaderen niet in het leger hoefde vanwege zijn geringe lichaamslengte. In het register stond simpelweg "te klein". Met een langte van 1.54,3 meter voldeed je echt niet aan de norm. Dus dit was vondst 2.
Gauw nog een paar namen proberen, en ja hoor dat kwam overgrootvader van de kant van mijn echtgenote in beeld. Hij was wel gekeurd en ook goedgekeurd maar hoefde toch niet in dienst vanwege broederdienst. Hij had inderdaad twee oudere broers, en die moeten dus wèl in het leger hebben gezeten. Weer een tip voor verder onderzoek. Ik merk die aan als vondst 3.
Nou, dan denk je het allemaal wel gehad te hebben, maar dat was niet zo. De achternaam van overopa intypen en kijken wat daar dan weer uitrolt. Tot mijn verrassing zag ik een voor mij zeer bekende voornaam die bovendien tamelijk zeldzaam is: Schelte. En dat bleek een volledig onbekend familielid te zijn, een zoon van oudtante Richtje waarvan ik altijd dacht dat ze ongetrouwd was gebleven. Ongetrouwd wel, maar niet zonder kind zoals ik kon lezen. En dat was vondst 4 die me aanspoort om te zoeken naar verdere nakomelingen van oudtante.

Nu ben ik redelijk doorgewinterd in het onderzoek, al zeg ik het zelf. Als ik in korte tijd al vier eye-openers tegenkom, wat moet een beginnende onderzoeker dan wel niet ontdekken?